112. Wolfsklauw heeft vreemde gewoonten
Herman van Eck vroeg mij om een artikel te schrijven over de wolfsklauw. Herman is al bijna zijn hele leven verbonden aan De Natuurgids en De Natuurgids aan Herman. De Natuurgids is dit jaar aan de 55e jaargang bezig dus die twee gaan al héél lang samen. Dan is het dus een eer om voor die twee te kunnen schrijven. En bovendien vind ik wolfsklauw eigenlijk wel een spannende plant. Op de eerste plaats is de familie wolfsklauw vrij zeldzaam in Nederland en bovendien zijn het sporenplanten en die lijken altijd wat geheimzinnig te doen over hun voortplanting.
Moeraswolfsklauw en zonnedauw op de natte heide
Wolfsklauw in Nederland
In Nederland worden vijf soorten wolfsklauw genoemd, allemaal in de familie Lycopodiaceae en allemaal op de Rode lijst:
- De dennenwolfsklauw (Huperzia selago) is waarschijnlijk de zeldzaamste in ons land. Vaak groeit deze plant onder dennen, maar de takjes met blaadjes lijken ook wel wat op een takje met dennennaalden en dat laatste schijnt de reden te zijn voor de Nederlandse naam. De wetenschappelijke naam is wat vreemd. Bij een plant uit de familie Lycopodiaceae zou de naam moeten beginnen met Lycopodium en bij de meeste andere wolfsklauw soorten is dat ook het geval. Bij de dennenwolfsklauw is de naam Lycopodium selago alleen maar een synoniem. Ik weet niet waarom.
Dennenwolfsklauw groeit veel in vrij koude gebieden, dus richting de polen of, in warmere streken, hoog in de bergen.
- De moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata syn. Lycopodium inundata) komt veel meer voor in ons land, maar is toch vrij zeldzaam en kwetsbaar volgens de Rode Lijst. Moerassen op zure zandgronden hebben de voorkeur en natuurlijk graag vochtig: inundata (onderwater lopend) staat niet voor niets in hun naam. Ook deze plant heeft om onduidelijke redenen twee familienamen.
- De kleine wolfsklauw (Lycopodium tristachyum) is uiterst zeldzaam en alleen nog te zien op de Veluwe en in Drenthe en Overijsel op het zand.
- De stekende wolfsklauw (Lycopodium annotinum) groeit in hetzelfde gebied als de vorige maar is nog zeldzamer.
- De laatste is de grote wolfsklauw (Lycopodium clavatum). Die staat ook weer op de zandgronden op de Veluwe en in Drente en Overijsel maar is daar minder zeldzaam. De grote wolfsklauw is zeldzaam op het zand in Brabant en Limburg en kwam voorheen ook voor in Zuid - Limburg.
In Limburg en Brabant mogen we dus eigenlijk alleen maar rekenen op moeraswolfsklauw en grote wolfsklauw. In mijn omgeving in Brabant, is de moeraswolfsklauw zeker niet algemeen, maar in de buurt van de meer opvallende kleine zonnedauw, kom je deze plant regelmatig tegen. Grote wolfsklauw is veel zeldzamer, maar ook veel opvallender.
De bloeiaren van de grote wolfsklauw
Sporenplanten
De familie Wolfsklauw hoort bij de sporenplanten en sporenplanten waren er al heel, heel lang vóór de zaadplanten. Het is een van de oude plantenfamilies die bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het ontstaan van steenkool. Ze hebben natuurlijk geen opvallende bloemen want er is geen enkele reden om insecten te lokken.
Ik zei al dat sporenplanten heel geheimzinnig doen over hun voortplanting. Dat is natuurlijk niet echt zo, maar wij zijn zo gewend aan het 'bloemetje en bijtje' systeem dat het moeite kost om een ander systeem te doorzien. Het begint bij het feit dat sommige sporenplanten zoals mossen, in de groeifase maar één set chromosomen hebben. Andere sporenplanten hebben echter twee sets chromosomen net als zoogdieren zoals wij en onze bloemplanten.
Wolfsklauw hoort bij de sporenplanten die twee sets chromosomen hebben maar dat wil niet zeggen dat de voortplanting 'normaal' verloopt. De wolfsklauw sporen worden gevormd aan takken met blaadjes die samen in de vorm van een lichtgroene aar staan. Deze sporen hebben ook twee sets chromosomen. De sporen vallen op de grond en begin dan aan een rustperiode die bij de grote wolfsklauw drie tot acht jaar kan duren! De reden van deze rustperiode heb ik niet gevonden. Mogelijk moeten ze in die tijd in de grond zakken, want onder de grond komt er op een gegeven moment weer leven in en vormt de spore een zogenaamde gametofyt. Die gametofyt is een kleurloos (en dus praktisch onvindbaar) lichaampje dat nog steeds twee sets chromosomen heeft. Maar op een gegeven moment begint de gametofyt op één plaats mannelijke zaadcellen te vormen en op een andere plaats vrouwelijke eicellen beide met één set chromosomen. Het is natuurlijk de bedoeling dat zaadcellen van een andere wolfsklauw de vrouwelijke eicellen bevruchten, maar waarschijnlijk is dat niet zo eenvoudig daar onder de grond gezien de gigantische aantallen sporen die de wolfsklauw maakt.
Dit ingewikkelde systeem is nodig om er voor te zorgen dat een nieuw individu net even anders is als de beide ouders. En dat is weer nodig om te voorkomen dat bij bijvoorbeeld een epidemie alle planten van één soort sterven doordat ze alle identiek zijn, en de plant dus uitsterft. Behalve de eencelligen heeft bijna alles wat leeft zo'n systeem waarbij er steeds een fase is met twee sets chromosomen en een fase met één set. De fase met één set is niet altijd 'voortplantingsfase'. Mossen hebben tijdens de groeifase maar één set chromosomen, maar hebben een voortplantingsfase met twee sets!
Moeraswolfsklauw Moeraswolfsklauw is niet bang voor een overstroming
Over moeraswolfsklauw is veel minder gepubliceerd dan over de veel opvallender en commercieel interessante grote wolfsklauw. De moeraswolfsklauw is klein tot ca 10 cm hoog en staat op natte en schrale plekken, zoals natte heide. Moeraswolfsklauw blijkt veel sneller te kiemen dan de grote neef en hoeft blijkbaar ook niet echt onder de grond om een partner te vinden. De gametofyt kan zelfs deels boven de grond liggen en dan bladgroen vormen en dus enigszins voor 'zijn eigen kostje' zorgen, terwijl de grote wolfsklauw onder de grond helemaal afhankelijk is van de samenwerking met schimmels.
Moeraswolfsklauw kan zich dus veel sneller uitbreiden, te meer omdat de plant na de vorming van sporen grotendeels afsterft, maar wel bladnoppen overhoudt die in het volgende jaar weer uitlopen. Typisch voor de moeraswolfsklauw is dat de aar waar de sporen worden gevormd, steeds alleen op een zijstengel staat.
Grote wolfsklauw
Grote wolfsklauw doet alles veel langzamer dan de moeraswolfsklauw. Het kan wel 6 tot 15 jaar duren voordat het hele ondergrondse proces is afgerond en de plant boven de grond komt. Maar de plant kan dan ook weer een aantal jaren blijven groeien en zeker 20 jaar oud worden. En de groei van de grote wolfsklauw is spectaculair: de uitlopers kunnen meters lang worden en kunnen zich weer met wortels vastzetten. Over de hele lengte kunnen aren met sporen worden gevormd, die, anders dan bij de moeraswolfsklauw, meestal met twee of drie bij elkaar staan.
Grote wolfsklauw is commercieel interessant. Tegenwoordig vooral door het gebruik van de sporen in de homeopathie ofschoon de plant giftig is, maar of dat ook voor de sporen geldt is mij niet duidelijk.
De sporen van de grote wolfsklauw zijn uiterst klein: 33 micrometer, dat wil zeggen dat 30 sporen naast elkaar kunnen op 1 mm! Bovendien bevatten de sporen veel vetten en ze zijn daardoor waterafstotend, maar ook zeer brandbaar. In de 19e eeuw waren er allerlei toepassingen deze voor sporen. Ze werden gebruikt om dingen waterafstotend te maken en voor vuurwerk door stofexplosies. Een stofexplosie ontstaat als heel fijn, brandbaar stof dat door de lucht dwarrelt, wordt aangestoken. Het eerste flitslicht in de beginnende fotografie werd op die manier gemaakt met sporen van wolfsklauw.
Nog spectaculairder was het onderzoek van Franse broers Niépce dat in 1807 resulteerde in een motor met inwendige explosie op basis van een theoretisch ontwerp van Christiaan Huygens uit 1673. Die motor gebruikte wolfsklauwsporen als brandstof en kon een boot voortstuwen! Iets later in hetzelfde jaar kwam de Zwitser François Isaac de Rivaz met een vergelijkbare motor op een voertuig met als brandstof waterstofgas. De ontwikkeling van de Franse motor liep op een gegeven moment vast en een van de broers Niépce kwam daarna in de fotografie terecht. Hij was na 1820 de eerste die er in slaagde om een foto te fixeren. Hij werkte samen met Louis Daguerre, die geldt als de uitvinder van bruikbare fotografie in 1839. Misschien deed Niépce ook nog wel iets met flitslicht.
Verrassend is dat men in de 19e eeuw blijkbaar weinig moeite had om aan flinke hoeveelheden sporen van de grote wolfsklauw te kopen. Tegenwoordig is er nog steeds import van deze sporen uit Oost-Europa, Rusland, China en Nepal maar ik weet niet of dat ook de bronnen waren in de 19e eeuw. Wikipedia vermeld 40 ton wolfsklauw sporen uit Nepal in 1990! Hoe krijgen ze zo'n berg bij elkaar?
Bovengrondse uitloper van de grote wolfsklauw, meer dan een meter lang!
Jan van Dingenen - 2018
Naschrift 1
Na de publikatie van bovenstaand artikel in De Natuurgids liet een lezer, de heer Jan Branje, mij weten dat tot in de jaren 1970 Lycopodium poeder werd gebruikt in de apotheek en de farmaceutische industrie. Pillen werden in dit poeder gerold om te voorkomen dat ze aan elkaar plakten. Helemaal juist en hartelijk dank voor de aanvulling.
Naschrift 2
Dit artikel is deel een serie waarbij de lezers van De Natuurgids een wilde, inheemse plant mochten kiezen en ik zou dan proberen daar een artikel over te schrijven. Onderstaand de artikelen in deze serie die nu op deze site staan.
- 107. Grondster: plant zonder vaste verblijfplaats
- 108. Wolfskers: mooi, beetje eng en zeer giftig
- 110. Goudveil, bescheiden maar kieskeurig
- 111. Moesdistel, een vriendelijke distel